Aangeleerde hulpeloosheid: waarom we soms blijven liggen, zelfs als de deur openstaat

In de jaren ’60 voerden Seligman en Maier een invloedrijk experiment uit met honden. De dieren kregen elektrische schokken toegediend, soms met een ontsnappingsmogelijkheid, soms zonder. Later werden ze in een ruimte gezet waar ze wél konden ontsnappen. Maar de honden die eerder machteloos waren gemaakt, bleven liggen. Geen enkele poging tot vluchten.

Zo werd het concept aangeleerde hulpeloosheid geboren: wie herhaaldelijk ervaart dat actie geen verschil maakt, leert uiteindelijk om het op te geven — ook als de situatie verandert.

En dat mechanisme zien we nog altijd terug. Niet in kooien, maar in mensen. In jongeren die keer op keer zijn afgewezen of verkeerd begrepen. In volwassenen die jarenlang op eigen kracht probeerden te herstellen, maar vastliepen in systemen waar vooral het symptoom behandeld werd.

Op een gegeven moment leert het lichaam: het heeft geen zin. Je trekt je terug, bevriest, past je aan. Niet omdat je niet wilt veranderen, maar omdat je geleerd hebt dat het toch niets oplevert.

Toch blijft veel GGZ-behandeling steken op praten. Op verklaren. Terwijl het lichaam allang besloten heeft dat er geen beweging mogelijk is.

Bij Psychofysiek pakken we dat anders aan. We werken lichaams- en ervaringsgericht. Niet eindeloos praten óver wat je voelt, maar samen oefenen, ervaren en bewegen. Want alleen als het lijf weer leert dat het wél invloed heeft, ontstaat er ruimte voor verandering.

Aangeleerde hulpeloosheid is niet blijvend. Maar je moet het lijf betrekken om het te doorbreken.

Daarom helpen we mensen niet alleen begrijpen waarom ze vastlopen — we helpen ze ervaren dat ze weer kunnen bewegen.

Zie hier de bronvermelding: https://psycnet.apa.org/doiLanding?doi=10.1037%2Fh0024514